Op de foto hierboven een van de weinige “gouden” kattenstaartamaranten, die opvalt tussen alle rode soortgenoten. Beide komen ze van een volkstuin. Niet speciaal insectenplanten voorzover we kunnen zien, maar zeer opvallende dikke aren als bloemen. De plant zaait zich makkelijk uit, maar lijkt op de droge rotonde nogal langzaam te groeien.
Soms lijkt het alsof er geen einde komt aan het aantal planten dat op de rotonde een plek vindt. Steeds is er weer een nieuwe kale plek die gevuld kan worden, of een graspol die nodig weg moet. En als je dan in het tuincentrum iets moois vindt dat je nog niet kent, is de keuze snel gemaakt. Onlangs kwamen we laatbloeiende zonnehoed tegen (rudbeckia triloba). Hij past goed op een plek vóór de blauwbaard heesters waar we nog niet veel aan gedaan hadden. De zonnehoed ziet er nu nog wat iel uit, maar wordt de komende jaren een uitbundige bloeier.
Een andere vondst was de wit-bloeiende scheefkelk. Het is een en wintergroene bodembedekker, dus ideaal om onderaan de heuvel een lege plek op te vullen.
Onze voorgangers plantten de blauwe asters die nu op een paar plekken te bewonderen zijn. We vinden ze zo mooi, dat we er een heel stel bijgeplant hebben; helaas nog een jaartje geduld hebben voor ze in bloei te zien zijn.